In Unit 2 gaan we verder met de volgende grammatica onderdelen:
- Dagen en maanden
- Personen
- Can/can't
- Have got
- Present simple
- Rangtelwoorden
Dagen en maanden in het Engels.
Let op!!! Dagen en maanden worden in het Engels ALTIJD met een hoofdletter geschreven. De dagen en maanden moet in je in het Engels kunnen schrijven zonder fouten!


Can / can't
Je gebruikt can bij alle onderwerpen om aan te geven dat iemand iets kan.
Voorbeeld: I can help you. Ik kan je helpen.
We can help you. Wij kunnen je helpen.
Je gebruikt can't bij alle onderwerpen om aan te geven dat iemand iets niet kan.
Voorbeel: He can't come. Hij kan niet komen.
They can't come. Zij kunnen niet komen.
Deel 2 Persoonlijke voornaamwoorden (als voorwerp)
In Unit 1 heb je al wat geleerd over de persoonlijke voornaamwoorden. Je kent de volgende woorden: I-you-she-he-it-you-we en they.
Nu gaan we de volgende woorden leren: me-you-him-her-it-us-you-them.
Kijk naar het filmpje vanaf 3:15. Maak daarna de oefeningen!
Personen als:
Onderwerp Niet Onderwerp
I me
you you
she her
he him
it it
we us
they them
you you
Have got ( werkwoord hebben)
Have got is het werkwoord hebben in het Nederlands. Je gebruikt "has got" bij she/he/it. Bij alle andere onderwerpen gebruik je have got.



HIeronder kun je het werkblad downloaden om te oefenen. Wanneer je klaar bent kun je het nakijken met de "keys". Kijk het goed na en bespreek met je docenten wanneer je fouten ontdekt in jouw antwoorden.
Present Simple ( tegenwoordige tijd)
Wanneer je de tegenwoordige tijd gebruikt, krijg je het hele werkwoord bij I/you/we/they
Wanneer het onderwerp van de zin in de "shit "zit ( she/he/it) krijgt het werkwoord er een s en soms een es erachter.
Ook bij woorden die je kunt vervangen door she/he/it ( zoals een naam of my sister) krijg je ook een -s achter het werkwoord.
Lees de uitleg goed door en maak daarna de oefeningen!

Rangtelwoorden
Woorden die de volgorde aangeven zijn rangtelwoorden. Eerste,tweede, derde etc.
Maak jouw eigen website met JouwWeb