In Unit 4 behandelen we de volgende grammatica onderdelen:

 

- Meervoud

- Vraagwoorden

- Present Continous

- Present Simple -- Present Continuous 

- Klokkijken

 

Veel succes met het oefenen voor deze onderdelen!

 

 

Meervoud in het Engels

Bijna elk zelfstandig naamwoord kun je in het meervoud (plural) zetten. In het Engels  gebruik je dan eenvaste s

book- books

teacher- teachers

card- cards

Er zijn wel een paar  uitzonderingen;

- s-klank ( als het woord eindigt op -s/cg/sh/x hoor je een sis -klank->  Dan zet je - es       achter het zelfstandig naamwoord.

                      wish = wishes     box-boxes   bus-buses      

-medeklinker + y --> ie              baby = babies

-eigen vorm                                   child = children

                                                            man = men

                                                            woman = women

                                                            foot = feet

                                                            tooth = teeth

 

 

Klik op de volgende links om te oefenen:

 

https://www.englisch-hilfen.de/en/exercises/plural1/index.php

https://www.englisch-hilfen.de/en/exercises/plural2/index.php

https://www.englisch-hilfen.de/en/exercises/nouns_articles/plural.htm

 

Vraagwoorden

 

Je kunt de volgende vraagwoorden gebruiken om een vraagzin te maken. 

who- wie
what - wat
where- waar
which- welke
why- waarom
when- wanneer

Je moet goed kijken naar het antwoord om te kunnen bepalen welke vraagwoord je moet gebruiken in een zin.

 

Als het antwoord van een zin bijvoord : In Valkenswaard is--> gebruik je "where" of als het antwoord  Pietje is--> gebruik je "who.

 

Je kunt oefenen op de volgende sites.

https://speakspeak.com/english-grammar-exercises/elementary/exercise-interrogative-pronouns

http://www.learnenglishfeelgood.com/esl-who-when-where-what1.html

https://www.englisch-hilfen.de/en/exercises/questions/question_words2.htm

https://www.english-4u.de/en/grammar-exercises/question-words.htm

 

 

 

 

 

 

Present Continuous

 

Present continuous

Wordt gebruikt als :

 1. iets nu gebeurt ( now/ at the moment/ look/ listen...)

 2. iets in de nabije toekomst plaats vindt

 3. je je ergert aan iets dat vaak gebeurt; vaak staat daar het woord always bij

 

Hoe maak je dit?

Je moet het altijd maken in 4 stappen

Stap 1:  De persoon

Stap 2:  am,is, are

Stap 3: werwoord

Stap 4: + ing achter het werkwoord

 

Hieronder zie je 2 websites waarop je kunt oefenen: VERGEET NIET DE ANTWOORDEN TE NOTEREN IN EEN WORD DOCUMENT!

 

 

 

Present Simple of Present Continuous

 

In deze Unit moet het verschil kunnen zien tussen de Present Simple en Present Continuous. In je proefwerk moet je ook opdrachten maken, waarin je beide tijden moet kunnen gebruiken. Hier volgt de uitleg

 

PRESENT SIMPLE

Wordt gebruikt als iets een gewoonte of een feit is of als iets regelmatig (niet) gebeurt. In het laatste geval komen vaak woorden voor als:

usually, often, always, never, sometimes voor in de zin.

 

Hoe maak je dit?

Bij de present simple denk ik aan de

Shit-regel

She- he en it--> krijgt het werkwoord er een s/es achter.

She works
We play
it Rains.

 

PRESENT CONTINUOUS

 

Wordt gebruikt als :

 1. iets nu gebeurt ( now/ at the moment/ look/ listen...)

 2. iets in de nabije toekomst plaats vindt

 3. je je ergert aan iets dat vaak gebeurt; vaak staat daar het woord always bij

 

Hoe maak je dit?

Je moet het altijd maken in 4 stappen

Stap 1:  De persoon

Stap 2:  am,is, are

Stap 3: werwoord

Stap 4: + ing achter het werkwoord

 

Oefenen:

 

 

 

WANNEER JE EXTRA WILT OEFENEN KUN JE DEZE WERKBLADEN MAKEN.

U 4 Grammaticawerkblad 3 Present Simple
Word – 213,5 KB 131 downloads
U 4 Grammaticawerkblad 3 Present Simple Keys
Word – 232,0 KB 112 downloads
U 4 Grammaticawerkblad 4 Present Continuous
Word – 215,0 KB 113 downloads
U 4 Grammaticawerkblad 4 Present Continuous Keys
Word – 212,0 KB 117 downloads

Klokkijken

 

In het Engels werkt het klokkijken anders dan in het Nederlands.

Bekijk eerst het filmpje.

 

 

Hieronder uitleg nog een keer:

 

Klokkijken in het Engels gaat soms iets anders dan in het Nederlands. Het gaat als volgt:

 

De klok is in halve uren verdeeld. Je begint met één minuut over en eindigt bij 29 minuten over. Al die 29 minuten noem je 'past'. Als het halve uur is geweest, begin je weer opnieuw, maar je telt wel terug, van 29 minuten voor tot 1 minuut voor. Van het halve uur tot het hele uur noem je de minuten 'to'.

 

De kwartieren noem je 'a quarter past' (kwart over) of 'a quarter to' (kwart voor).

 

Bij het halve uur kijk je in het Engels naar het uur waar je vandaan komt en niet naar het uur waar je naar toe gaat, zoals in het Nederlands. Half 8 is dus een half uur na 7: half past 7. De 'past' wordt ook vaak weggelaten, maar dan blijft 'half 7' in het Engels nog steeds half 8 in het Nederlands!

 

Ben je weer bij het hele uur aangekomen, dan noem je dat 'o'clock'

 

Vaak wordt achter het tijdstip de aanduiding 'am' of 'pm' vermeld om aan te geven of het voor de middag is of na de middag. am = ante meridiem -> van 24:00 uur tot 12:00 uur (voor de middag) pm = post meridiem -> van 12:00 uur tot 24:00 uur (na de middag)